Vredespaal 2024

Alleen – Monoloog Francis Ledwidge

Wanneer ik jong was had ik een zorg  
Dat ik mezelf zou bedriegen van mijn deel  
Van datgene wat het zoet maakt om te streven  
Voor het leven, en stervend toch overleven,  
Een naam in zonneschijn hoger geschreven  
Dan de leeuwerik of de dichter durft te streven.  

Maar ik werd moe van het goed doen.  
Bovendien, het was zoeter in die hel,  
Neer met de luidruchtige bandieten mensen  
Die de boomgaarden beroofden, de toren beklommen  
Voor kauwenogen en maakten de haan  
Kraien voor het daglicht op de klok.  
Ik was zo heel slecht dat de buren  
Over mij spraken tijdens hun dagelijkse arbeid.  

En nu drink ik wijn in Frankrijk,  
Het hulpeloze kind van omstandigheden.  
Morgen zal luid zijn van oorlog,  
Hoe zal ik verantwoording afleggen?  

Het is nu te laat om terug te halen  
Een gevallen droom, te laat om te rouwen  
Een naam ongemaakt, maar niet te laat  
Om de goden te danken voor wat groot is;  
Een scherpzwaard, een soldatenhart,  
Is groter dan de kunst van een dichter.  
En groter dan de roem van een dichter  
Een klein graf dat geen naam heeft.




Als ik moet sterven
Refaat Alareer (1979–2023)

Als ik moet sterven

dan moet jij leven

om mijn verhaal te vertellen

om mijn spullen te verkopen

om een stuk stof te kopen

en wat touw

(maak hem wit met een lange staart)

zodat een kind, ergens in Gaza

terwijl het de hemel in de ogen kijkt

en wacht op zijn vader die verdween in een vuurzee —

en niemand vaarwel zei

niet eens zijn eigen vel

niet eens zichzelf —

de vlieger ziet, mijn vlieger die jij maakte, die daarboven vliegt,

en een moment lang denkt dat daar een engel is

die liefde brengt.

Als ik moet sterven

laat dat dan hoop brengen,

laat het een verhaal zijn.

Course de la Paix Ypres